Zeven suggesties om uit de Pensioenimpasse te komen
Het vastlopen van de onderhandelingen voor een nieuw pensioenstel is schadelijk voor iedereen: gepensioneerden, werkenden en jongeren.
De mislukking na tien jaar van onderhandelen ligt niet alleen aan de hoeveelheid onderwerpen die tegelijk op tafel lag, maar vooral aan de onbeweeglijkheid van werkgevers, werknemers en de regering.
Met wat meer moed en leiderschap dan tot nu toe getoond, is het overleg nog wel te redden.
Om uit de impasse te komen reiken wij de onderhandelaars en de politiek namens de ouderenorganisaties zeven suggesties aan voor constructieve voortzetting van de onderhandelingen:
1. Laat de AOW-leeftijd wat langzamer stijgen dan nu is vastgelegd.
Nu de crisis voorbij is en de mortaliteitscijfers meevallen, ontstaat er ruimte voor dit gebaar van de overheid. De pensioenfondsen zullen dan ook rekening moeten houden met die lagere pensioenleeftijd. Als meer geld eerder nodig is voor de pensioenen wordt, raak indexering weer wat verder weg. Vanaf zeker moment moet de pensioenleeftijd daarom wel weer meegroeien met de levensverwachting. Dat we gemiddeld 20 jaar pensioen hebben op 40 a 50 jaar werken is best indrukwekkend.
2. Geef de zware beroepen een stevig vangnet.
Werkgevers en werknemers moeten samen zorgen dat de inzetbaarheid ook fysiek op niveau blijft. Bij arbeidsongeschiktheid is er de arbeidsongeschiktheidsregeling.
Als de werkgever van de werknemer af wil, is een compensatie op zijn plaats. Laat dat dan een belastingvrij storting in het pensioenfonds zijn, zodat de werknemer zijn naar voren te halen AOW en pensioen daaruit kan financieren.
3. Stel ZZP-subsidie alleen beschikbaar als er een pensioen mee wordt opgebouwd.
Er ligt hier een kans voor het oprapen door ZZP’ers fiscaal naar het pensioen te verleiden.
De loonconcurrentie neemt af en de kans op armoede bij ouderdom ook. Biedt daarbij een ontsnappingsmogelijkheid aan: het is in beginsel verplicht, maar je mag eruit.
4. Pas het FTK (financieel toetsingskader) aan.
De huidige rekenrente is een constructie en geen wetmatigheid. Belangrijk is een realistischer rekenrente te hanteren, zoals b.v. de macro-stabiele rentevoet. Zeventig procent van de senioren is voor een risicovoller beleid in het besef dat er dan eerder geïndexeerd en ook eerder gekort kan worden.
5. Maak de pensioenpremie kostendekkend.
Er wordt nu al jaren ’rechtmatig’ onvoldoende premie betaald voor de pensioenopbouw van de werkenden. Het tekort wordt uit de dekkingsgraad gefinancierd, waardoor indexatie uit zicht verdwijnt en kortingen dichterbij komen. Dat werkgevers een stabiele premie willen is begrijpelijk, maar de uitkeringsgraad als demper gebruiken is bizar. De premiedekkingsraad moet een toetssteen worden.
6. Financier de verdwijning van de doorsneepremie door de daling van de pensioenpremie voor jongeren over langere tijd uit te smeren.
Het vorige kabinet heeft al besloten dat de doorsneepremie gaat verdwijnen. Die operatie gaat 60 miljard euro kosten. Een ellenlange discussie over wie deze kosten moet betalen zal het vertrouwen in het stelsel alleen maar ondermijnen.
7. Betrek jongeren- en ouderenorganisaties direct bij het pensioenakkoord.
Het mee aan tafel brengen van jongeren- én ouderenorganisaties leidt niet tot een botsing van belangen, maar tot het zoeken naar consensus. Dat is de afgelopen twee jaren voortdurend gebleken in het contact tussen de seniorenorganisaties en de jongerenorganisaties van CNV, FNV en VCP. Wij verwachten dat een ‘Breed Nationaal Pensioenakkoord’ nog voor de zomer gerealiseerd kan zijn.
Joep Schouten – voorzitter KNVG en Jaap van der Spek – voorzitter NVOG.