Koopkracht en Energietoeslag
In juni heeft het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid belangenorganisaties opgeroepen de bestaande energietoeslag breed onder de aandacht te brengen van belanghebbenden, De energietoeslag is een eenmalige uitkering aan huishoudens met een laag inkomen. De regeling wordt uitgevoerd door de gemeenten. Huishoudens die al bekend zijn bij de gemeente omdat zij al in aanmerking komen voor bepaalde financiële ondersteuning hoeven niets te doen. Zij ontvangen de toeslag automatisch. De toeslag bedraagt momenteel € 800 en wordt mogelijk later dit jaar nog eens met € 500 verhoogd.
In aanmerking komen huishoudens met een inkomen tot 120% van het sociaal minimum, hoewel gemeenten ook een hogere grens kunnen hanteren. De centrale overheid heeft richtlijnen gegeven, waar gemeenten van af kunnen wijken en dat ook blijken te doen. Die richtlijnen als een pakket voorlichtingstools zijn hier te vinden.
Het sociaal minimum is een bedrag gekoppeld aan de bijstandsnorm en voor pensioengerechtigden bedraagt die vanaf 1 juli 2022: € 1.577,34 voor gehuwden en € 1.164,39 voor alleenstaanden. Bedragen zijn per maand en exclusief vakantietoeslag. Dit verhogen tot 120% resulteert in afgrond € 1.893 resp. 1.397. Teruggerekend komt dat dan neer op een aanvullend pensioen van ongeveer € 117, resp. 136 bovenop de reguliere AOW. Dit zijn bruto bedragen per maand. De laatstgenoemde bedragen kunnen van geval tot geval afwijken met als belangrijkste oorzaken een ander door de gemeente gehanteerd percentage (b.v. 130%), of een onvolledige AOW-opbouw. Het is niet verplicht een vermogenstoets door te voeren, dat wordt overgelaten aan de gemeenten.
Volgens het CBS zou maximaal een klein miljoen (13%) van de huishoudens, waarvan 380.000 (18%) met gepensioneerden aan het 120-procentcriterium voldoen. Tot op heden blijft dat aantal kennelijk achter, reden voor de hiervoor vermelde oproep van het ministerie. Dat achterblijven wordt mogelijk veroorzaakt door verschillen waarmee de richtlijn lokale invulling heeft verkregen. Het is daardoor niet goed mogelijk hierover landelijk geldende informatie te verspreiden. Het is voor huishoudens met een wat lager inkomen daarom verstandig te beginnen bij de informatie die de eigen gemeente over dit onderwerp verschaft.