Nieuw pensioenstelsel: nog heel veel werk aan de winkel.
Een bestaand pensioenstelsel wijzigen is een gigantische klus. Om een voor alle belanghebbenden goed systeem te smeden, is behalve heel veel tijd ook uiterste zorgvuldigheid nodig.
Aan de nu voorliggende wetsvoorstellen voor de uitwerking van het pensioenakkoord moet volgens Koepel Gepensioneerden daarom nog flink worden gesleuteld voordat wij hieraan onze instemming kunnen geven. In deze update van de beide koepelvoorzitters over de stand van zaken rond overleg en consultatie, leggen zij uit wat we tot nu hebben bereikt maar ook wat er nog moet gebeuren.
Wat we bereikt hebben is niet genoeg.
Drie grote, nog te nemen hobbels vragen onze voortdurende inzet en een forse waarschuwing.
In de wetsvoorstellen van het kabinet voor de herziening van het pensioenstelsel en in de toelichting daarop (van ruim 200 pagina’s) zien we weliswaar een paar tegemoetkomingen aan onze eisen terug, maar zoals het er nu uitziet kunnen we beslist nog niet ons fiat geven. Integendeel, een forse waarschuwing voor de komende periode is op zijn plaats. Een waarschuwing aan alle politici, die zich voor een groot deel nog moeten inwerken op het onderwerp. Maar ook aan de sociale partners, die ingestemd hebben met de uitwerking van het pensioenakkoord.
Onmogelijke opgave?
De uiteindelijke wetgeving vindt plaats in het parlement. Met deze kanttekening dat er een risico is dat na de verkiezingen achter gesloten deuren, zonder een discussie met het veld daarover, een regeerakkoord wordt gesloten waaraan de coalitiepartners vervolgens vastgeklonken zijn. Het is dus noodzakelijk vóór die tijd de druk op te voeren.
Inmiddels is wel gebleken dat het onderwerp ‘pensioen’ erg ingewikkeld is en dat de belangstelling ervoor en de kennis erover bij veel politici, ondanks allerlei opvattingen erover, niet groot is. Misschien dat er daarom in de partijprogramma’s zo weinig aandacht voor het onderwerp ‘pensioen’ is. Dat kan echter geen excuus zijn. Het gaat om 3 miljoen gepensioneerden en om meer dan het dubbele aantal mensen dat pensioen opbouwt. Bij zo’n ingewikkelde materie zijn de risico’s van fouten groot. Als een aantal van de mensen die uiteindelijk de beslissingen nemen ook nog te weinig deskundig is, neemt het risico van fouten alleen maar toe. Bovendien verdwijnt na de verkiezingen een deel van de Kamerleden die van de hoed en de rand weten. Het is nog maar de vraag welke deskundigheid ervoor in de plaats komt.
En toch moeten in 2021 via vaststelling van wetten verstrekkende en ingrijpende beslissingen worden genomen. Wetten die gaan over het nieuwe pensioenstelsel, over het ‘generatie evenwichtig’ toedelen van pensioenvermogen in een persoonlijk aandeel in de vermogens (het invaren) en over het te voeren beleid in de transitieperiode. Dat is de overbruggingsperiode van 4 jaren die nodig is voor het wetgevingstraject en voor de pensioenfondsen om hun systemen aan te passen. Er worden dus ook beslissingen genomen over de vraag hoe onnodige kortingen in deze 4 jaren kunnen worden voorkomen en hoe nog enig perspectief op indexatie kan worden gerealiseerd. De beslissingen in het parlement worden dus genomen door een nieuwe Tweede Kamer waarvan we niet weten wat hun kennis van de materie is. Ze zijn, op een uitzondering na, in ieder geval niet op grond van de pensioenkennis op de lijst gezet. Een zorgelijke aangelegenheid.
Nu kun je natuurlijk zeggen, dat Kamerleden erop mogen vertrouwen dat hun voorgangers en de voorgaande regering voorlopig met de richting van het pensioenakkoord hebben ingestemd en dat er goed overleg is geweest tussen het ministerie, de werknemers en de werkgevers, de sociale partners.
Dat bovendien via werkgroepen vele wetenschappers zijn geraadpleegd. Misschien ook dat er overleg is geweest met vertegenwoordigers van jongeren en gepensioneerden. Dat laatste betekent overigens, dat er wel gesproken is met deze vertegenwoordigers, maar dat zij geen echte stem hebben gehad in het uiteindelijk tot stand komen van het pensioenakkoord en van de conceptwetten. Mede daarom zijn de uitkomsten van het overleg met nog zoveel vraagtekens omhuld, dat de Kamerleden een heel zware last op de schouders hebben liggen.
Vanwege de consequenties en vanwege het feit dat het gaat om vrijwel alle Nederlanders (van jongeren tot gepensioneerden) zou die druk, als het goed is, moeten leiden tot enorme inspanningen, tot zeer zorgvuldige besluitvorming en tot zeer goed luisteren naar de waarschuwingen, die door pensioenfondsen (bij uitstek de ervaringsdeskundigen) en belanghebbenden worden geuit. Het is een opdracht voor de Kamerfracties van de politieke partijen om veel tijd en energie te besteden aan het vergaren van diepgaande kennis voordat besluitvorming en politiek gekleurde invulling aan de orde zijn. Het is mede aan ons om hen in dit proces te ondersteunen, zodat de besluitvorming zal kunnen plaatsvinden in de door ons gewenste richting.
Wat is er wel bereikt?
Op de langdurige weg naar het huidige wetgevingsproces (tot 12 februari kunnen via internet nog reacties worden gegeven) zijn wel een aantal door ons ingebrachte wensen ingevuld. In het toekomstig stelsel gaat gerekend worden met het projectierendement (voorzichtig percentage van te verwachten rendementen) in plaats van de nu verlammende risicovrije rente (RTS) en de geschatte langere termijn renteverwachtingen (de UFR). Of dat voor de pensioenuitkeringen voldoende goed geregeld is valt overigens te betwijfelen. Buffervorming is niet meer nodig. Daardoor kunnen kortingen eerder aan de orde zijn, maar er zijn veel meer kansen op indexering. Om schokken op te vangen is er een solidariteitsreserve en kunnen negatieve en positieve effecten op de pensioenuitkeringen over een aantal jaren worden uitgesmeerd.
Ander voordeel is dat we bij het nieuwe, op de premie gebaseerde stelsel, eindelijk (als het goed is) af zijn van de steeds terugkerende discussie ‘jong/oud’. Los van de open einden bij de verdere invulling, moeten pensioenfondsen meten bij de deelnemers en gepensioneerden hoeveel risico’s ze wel of niet willen nemen als het om de beleggingen gaat. Op basis daarvan wordt over de alle generaties gemiddeld (het uniform beleggen) gespreid belegd in zogenoemde vastrentende waarden (zonder al te veel risico’s) en zogenoemde zakelijke waarden, zoals aandelen, waarbij meer risico’s worden genomen.
Grote vragen zijn er nog over de toedeling van de rendementen aan gepensioneerden. Daarover later meer. Tenslotte is een deel van onze wensen ingevuld ten aanzien van de overgangsfase, omdat met de (slechts halve) bril op van het toekomstig stelsel is gekeken naar de overbruggingsperiode. Met als resultaat dat pensioenfondsen nu in 5 jaren tijd mogen toegroeien van een dekkingsgraad van nu ongeveer 90% naar 95% in 2026, als zij bereid zijn over te stappen op het nieuwe stelsel. Er is nu een constructie gekozen waarbij een stukje van de toekomst gefrommeld is in het huidige stelsel met het huidige FTK (Financiële Toetsingskaders) als basis. Daarbij heeft minister Koolmees echter buiten beschouwing gelaten dat de toezichtregels voor de komende jaren nog wel worden verzwaard. Dat dit tot mislukken gedoemd is hadden we hem, zijn ambtenaren en de sociale partners al voorspeld en hebben we via de hoorzitting inmiddels al aan de Tweede Kamer laten weten.
Volstrekt onvoldoende
Wat er nu aan voorstellen ligt is lang niet voldoende. Er zijn nog grote vragen rondom de toedeling van de rendementen aan de gepensioneerden en met betrekking tot de pensioenuitkeringen blijft de risicovrije rente als een zwaard van Damocles boven ons hoofd hangen en is het volstrekt onduidelijk wat met de te meten risicohouding binnen de pensioenfondsen wordt gedaan. Ook de bestuurlijke rol van gepensioneerden in het pensioenfonds roept nog veel vragen op, omdat de vakbonden (lees werknemers) een erg dominante rol spelen en omdat er ten onrechte een maximum is aan het percentage gepensioneerden in het bestuur (max. 25%).
Invaren
Grote vraagtekens zijn er ook over het invaren in het nieuwe stelsel, het toedelen van collectief vermogen naar meer persoonlijke vermogens. Deze verdeling moet ‘evenwichtig’ zijn en daarop zien de Raad van Toezicht en DNB toe. Maar niemand heeft gedefinieerd wat evenwichtig is en dus kan het door iedereen naar eigen believen worden ingekleurd.
Dit moet veel beter van tevoren worden geregeld. Helaas is alleen aan de sociale partners gevraagd daar een handleiding voor te maken en is nu het voornemen dat de overheid het doet. Dat is onjuist. Bij verdelingsvraagstukken horen ook de gepensioneerden een gelijkwaardige rol te hebben. Er dreigt nu het risico dat bij de overstap de pensioenuitkering weliswaar ongeveer gelijk blijft, maar dat die uitkering door jarenlang achterwege blijven van indexatie en door geen maatregelen te nemen in de transitieperiode, voorafgaande aan de ingangsdatum al zo laag is, dat er nooit meer in het nieuwe stelsel kan worden ingehaald.
Als je als een dubbeltje start, kun je in de nog resterende jaren nooit meer een kwartje worden en blijf je achterlopen. Dus zijn twee dingen erg belangrijk. Wat gebeurt er in de periode voorafgaande aan de overstap en in hoeverre krijgen de gepensioneerden gecompenseerd voor de jarenlange tekorten die zij hebben opgelopen door het dragen van het lage renterisico en subsidiëren van te lage premie (inmiddels met een waarde van ruim 100 miljard euro). Met andere woorden: hoe wordt ontstane onevenwichtigheid hersteld in de zoektocht naar evenwichtigheid.
Grote kortingsdreigingen in de komende jaren
Ook al zijn de premies verhoogd, ook de komende jaren zal sprake zijn van een te lage premiedekkingsgraad (70 tot 75%). Dat betekent ook de komende jaren dat binnen het collectieve pensioenvermogen veel geld van oud naar jong blijft vloeien. Weliswaar mogen we nu rekenen met een dekkingsgraad van 90%, maar het verschil is nog steeds 15%. En veel pensioenfondsen zitten daar nu nauwelijks boven en zullen daar weer onder gaan zakken. Daar komt bij dat minister Koolmees (en de sociale partners hebben zich daar ook toe laten verleiden) vindt dat er gewerkt moet blijven worden binnen de regels van het huidige (aan vervanging toe zijnde) FTK.
Dat betekent doorgaan met een rente, die glijdend alleen maar lager wordt en met een nog lagere langjarige renteverwachting (UFR) die de dekkingsgraad de komende jaren nog verder naar beneden trekt. Berekeningen bij de grote fondsen wijzen op een daling van de dekkingsgraad van in totaal zo’n 12 tot 16% in de komende 4 tot 5 jaren. Het gaat zonder verdere aanpassingen nooit lukken om op de zogenoemde richtdekkingsgraad van 95% te komen. En dus dreigen er grote kortingen.
Die waarschuwing van de gepensioneerden en inmiddels gelukkig ook grote pensioenfondsen, heeft minister Koolmees tot op heden in de wind geslagen en ook de vakbonden zitten nu met de gebakken peren.
De enige oplossing is, naast wat pleisterwerk (zoals de beleggingen in staatsobligaties aanvullen met beleggingen in andere vastrentende waarden als bedrijfsobligaties en hypotheken), de pensioenfondsen de mogelijkheid te geven om het projectierendement van het toekomstig stelsel ook nu al te mogen gebruiken in de overgangsfase. Daarmee komt de dekkingsgraad ruim boven de kortingsgrens en ontstaat er enig perspectief op indexatie. Voordeel is ook, dat de premie niet zo torenhoog hoeft te zijn en de opbouw voor actieven in stand kan blijven.
Het is ons daarom niet duidelijk waarom de sociale partners nog aarzelen om in te grijpen. Het is op de valreep, maar het is nog niet te laat. En de minister en het parlement zouden er ook verstandig aan doen om nu hun knopen te tellen. Vanwege draagvlak, maar vooral omdat anders de kans van mislukken groot is. Dan zijn alle pensioendeelnemers, inclusief de gepensioneerden, het slachtoffer.
Acties
In deze fase bespreken we met de collega-seniorenorganisaties welke acties we kunnen inzetten om druk uit te oefenen. Allereerst zullen we uiterlijk 12 februari een reactie geven op de internetconsultatie. Die reactie zullen we publiceren en ook de relevante politici doen toekomen. Helaas is het algemeen overleg van de Tweede Kamer nu uitgesteld tot na de verkiezingen, maar het is zaak om gebruik te maken van de verkiezingstijd en de tijd voorafgaande aan de kabinetsbesprekingen. Dat laatste moeten we vroegtijdig inzetten om te voorkomen dat het onderwerp ‘pensioen’ bij de kabinetsformatie wordt dichtgetimmerd in de niet door ons gewenste richting.
We gaan ook een internet verkiezingsbijeenkomst organiseren, waarbij we relevante politici zullen uitdagen om antwoorden te geven op voor ons prangende vragen, zodat we weten en kunnen publiceren waar de partijen staan. De Koepel Gepensioneerden is ook een hoeveelheid radiospotjes met waarschuwingen aan het voorbereiden. De vraag staat nog uit bij de collega-organisaties of ze mee willen doen.
Datzelfde betreft onze voorbereidingen om, als het nodig is, de rechter op te zoeken, waarbij het eigendomsrecht uitgangspunt is en toetsing zal plaatsvinden op de ten onrechte veroorzaakte, niet proportionele schade op weg naar het nieuwe pensioenstelsel (dat veranderd is uit erkenning dat het oude is vastgelopen).
Als de overheid kennis heeft van de waarschuwingen en die toch in de wind slaat, dan is kans op succes groot. Natuurlijk zullen we voortdurend de verschillende partijen op het ‘speelveld der pensioenen’ blijven bestoken. Een voor álle generaties goed toekomstig stelsel is al die inspanningen beslist waard.
Voorzitters Koepel Gepensioneerden Joep en Jaap
U kunt dit artikel hier downloaden (pdf.)