Berekeningen koopkrachtcijfers nader uitgelegd

Het kabinet Schoof presenteerde september vorig jaar met het belastingplan een zogeheten koopkrachtpakket. Daarmee zou iedereen er in 2025 op vooruit gaan. Gemiddeld enkele tienden van een procent met afwijkingen naar boven en naar beneden van ongeveer 2,5%. Met de nieuwste ramingen van het CPB, zoals neergelegd in het Centraal Economisch Plan (CEP), is uit te rekenen wat de hoogte van de AOW in de tweede helft van dit jaar zal worden. Een kwart van de huishoudens heeft AOW en dat is voor de helft bepalend voor het inkomen van die groep.

Als we deze gegevens combineren met CBS-statistieken over de verdeling van het besteedbare inkomen, blijkt dat de koopkracht van een kwart van de huishoudens met een gepensioneerde hoofdkostwinner er iets op vooruit gaat. Gemiddeld is dat ongeveer 0,4%, maar de andere driekwart gaat er op achteruit met gemiddeld 0,45%.

Voor werkenden is de situatie juist omgekeerd. Driekwart van de huishoudens gaat er gemiddeld 1,2% op vooruit en een kwart gaat er aanmerkelijk meer op achteruit. Bij die laatste groep gaat het om huishoudens waarvan het bruto-inkomen onder het minimumloon uitkomt.

Een voordeel dat pas in 2026 volledig tot uiting zal komen is de flinke verhoging van het vakantiegeld voor AOW’ers. Na een stagnatie sinds 2015 sluit die nu weer aan bij de lange termijn trend van de AOW zelf. Die blijkt de inflatie al langere tijd redelijk te volgen.

De berekeningen zijn voor wat betreft de inkomenskant betrouwbaar voor de rest van het jaar. De ontwikkeling van de uitgaven (lees inflatie) is echter onzeker. Het CPB heeft dat in het webinar volgend op de CEP-publicatie ook toegegeven. Ze introduceren daarom zelf het achteraf te bepalen begrip trefzekerheid van de ramingen.

Voor een gedetailleerd overzicht van de berekeningen klikt u hier.