Uitgestoken hand premier Rutte blijkt leeg
De afgelopen twee dagen debatteerde de Tweede Kamer over de regeringsverklaring van het vierde kabinet Rutte. Daarbij werd veel gesproken over de koopkrachtpositie van senioren. De Koepel Gepensioneerden had daar de afgelopen weken veel aandacht voor gevraagd, zowel in de media als richting politiek.
Die lobby was op zich succesvol: de door het kabinet voorgestelde ontkoppeling (waardoor de AOW anders dan alle andere uitkeringen niet meegroeit met het wettelijk minimumloon) was een van de hoofdpunten van het debat, waarbij de opmerking van Koepel-voorzitter John Kerstens in De Telegraaf van afgelopen zaterdag dat voor senioren ‘de maat vol’ is werd geciteerd. Waar oppositiepartijen vooral hamerden op het herstel van die koppeling (‘een kwestie van beschaving’), uitten ook coalitiepartijen hun zorgen over de almaar achterblijvende koopkrachtontwikkeling van senioren. Maar tot afspraken om daar iets aan te doen, kwam het niet. Al binnen een half uur van zijn eigen bijdrage kondigde premier Rutte aan: ‘Ik ga dat vandaag niet toezeggen.’
Maar liefst vijf moties werden ingediend om het kabinet toch tot actie te bewegen. Twee daarvan haalden een meerderheid. In een door de gezamenlijke coalitiepartijen ingediende motie werd het kabinet verzocht ‘om bij de voorjaarsbesluitvorming voorstellen uit te werken hoe de koopkracht voor groepen die erop achteruit dreigen te gaan kan worden verbeterd, met name voor ouderen, waarbij in ieder geval wordt gekeken naar de ouderenkorting, IOAW en AOW.’ Een door Kamerlid Liane den Haan ingediende motie waarin het kabinet werd opgeroepen ‘een inventarisatie te maken van hoe en met welk bedrag ervoor wordt gezorgd dat ook gepensioneerden er in koopkracht niet op achteruit gaan en de Kamer daarover zo spoedig mogelijk te informeren’ kon eveneens op een meerderheid rekenen.
Dat betekent dat de uitgestoken hand waar premier Rutte de afgelopen weken zo graag over sprak vooralsnog leeg blijft, maar ook dat het laatste woord over een en ander (ook volgens de Tweede Kamer) nog niet is gezegd. Voorzitter John Kerstens: ‘Het kabinet moet snappen dat deze vooruitschuifoperatie de ontevredenheid onder senioren niet wegneemt. Integendeel. Door het een paar maanden opschuiven van een besluit creëert men bovendien zelf een nieuw risico. Het oordeel of men de koppeling wil herstellen, valt dan immers samen met het moment dat duidelijk wordt of in de definitieve voorstellen rondom een nieuw pensioenstelsel voldoende oog is voor de belangen van senioren. Als die combinatie tegenvalt, slaat de vlam in de pan. Dat kan het kabinet dan zichzelf aanrekenen.’